Friday 14 March 2008

GilGal !

De betekenis van het gebeuren te Gilgal...

Bijbeltekst: Jozua 5:12

Inleiding

De spectaculaire en dramatische gebeurtenissen van de woestijntocht van het volk Israël, zoals beschreven in de boeken van Mozes, zijn voor velen bekende verhalen. Ik noem, bijvoorbeeld, te gebeuren te Mara, waar het bittere water zoet werd, de oase Elim met palmbomen en waterbronnen, de wetgeving op de Sinaï, de bouw van de tabernakel, de plaag van slangen, die aan duizenden het leven kostte en de opstand van Miriam, die melaats werd. Het voorval te Gilgal is minder bekend en de verstrekkende betekenis ervan ontgaat veel gelovigen. Het gebeuren te Gilgal was echter zeer belangrijk, want het was een laatste voorwaarde voor een succesvolle
verovering van het land Kanaän en de vervulling van Gods beloften. Voordat we kijken naar hetgeen er te Gilgal gebeurde en de betekenis ervan, geef ik eerst een kort overzicht van wat er was gebeurd voordat het volk zich in Gilgal legerde.

De overtocht en de aankomst te Gilgal

Na een lange reis en veel moeilijkheden waren de Israëlieten eindelijk aangekomen bij het hun toegezegde land. Zij legerden zich aan de oostelijke oever van de Jordaan, die de natuurlijke grens van Kanaän vormt. Aan de overzijde zagen zij het heuvelachtige en hogere Kanaän liggen en de stad Jericho in de westelijke Jordaanvlakte.

Maar hoe kom je met een volk, compleet met kinderen en dieren en veel goederen, zonder boot of iets anders de rivier over - probleem nummer zoveel. Op het juiste moment vond er echter stroomopwaarts in de Jordaan plotseling een zeer grote instorting van de oever plaats; zie Jozua 3:16, waardoor de benedenloop droog kwam te liggen. God sprak tot Jozua; wij lezen Jozua 3:7, "En de HERE zeide tot Jozua: Op deze dag zal Ik beginnen u groot te maken in de ogen van geheel Israël.... Beveel dat de priesters, die de ark van het verbond dragen, zodra gij gekomen zijt aan de oever van het water van de Jordaan, zult gij in de Jordaan blijven staan.... - vers 13b. Zodra dan de voetzolen van de priesters, die de ark van het verbond dragen, in het water van de Jordaan rusten, zal het water van de Jordaan afgesneden worden, het water, dat van boven afkomt, zal als een dam blijven staan." Vers 16, "Het water... bleef staan, het rees op als een dam, zeer ver weg bij Adam."

Het was een wonder van timing. De Jordaan kwam geheel droog te liggen en zonder enig probleem kon het gehele volk aan de overkant komen. Toen het bericht hierover tot de stammen doordrong waren zij volkomen verrast en ontzet. Wij lezen in Jozua 5:1, "Zodra alle Kanaänieten hoorden dat de HEER de wateren van de Jordaan voor het aangezicht van de Israëlieten had doen opdrogen, totdat zij erdoor waren getrokken, versmolt hun hart en zij hadden geen moed meer vanwege de Israëlieten." Als bewijs van deze overtocht werd er midden in de Jordaanbedding een grote hoop stenen opgericht, die nog lang na dit gebeuren zichtbaar moet zijn geweest.
Aan de overkant, in het Westjordaanse land, maakten de Israëlieten een nieuw kampement en noemden het Gilgal, dat waarschijnlijk 'rollen' of 'afwentelen' betekent. Zie vers 9, waar God verklaart dat de 'smaad van Egypte' van haar afgewenteld is.

De overtocht over de Jordaan was een machtige demonstratie van Gods kracht en timing geweest; zie Jozua 3 en 4. De stammen in en rondom Kanaän moeten hebben gedacht: "Wij zijn veilig hier in het land aan de westzijde van de Jordaan, want dit nomadenvolkje Israël komt er nooit over. Het water is te diep, er is geen brug, er is geen veerdienst, er is geen hout aanwezig waarmee zij vlotten kunnen maken, zij hebben geen middelen waardoor het mogelijk is over die rivier te komen met hun vrouwen, kinderen, dieren en al hun goederen. "Israël, vergeet het maar, je komt er nooit over. Wij zijn veilig hier in Kanaän." Deze heidense volkeren kenden echter nog niet voldoende de kracht en de mogelijkheden van de God van Israël.

Te Gilgal....

De Israëlieten waren ongetwijfeld in een opperbeste stemming na die succesvolle en gemakkelijke overtocht door de droog gevallen bedding van de Jordaan. Wie had durven dromen dat die rivier droog kwam te liggen op het moment dat Jozua door een profetisch woord van God het volk gereed maakte voor de overtocht? Zij erkenden dat dit het werk van hun machtige God moest zijn geweest - er was geen twijfel mogelijk. Nu keken zij naar het gebied dat zij moesten innemen, het was hun beloofd. Hun geloof in een gemakkelijke overwinning van de heidense stammen was ongetwijfeld tot recordhoogte geklommen, de mannen waren paraat voor de strijd en sommigen liepen waarschijnlijk al met hun wapenen rond.

Er stond echter iets totaal onverwachts te gebeuren, dat alle mannen enige tijd ongeschikt voor de strijd maakte, een pijnlijke ervaring, die hen enkele dagen op bed deed liggen, zij moesten besneden worden. U moet begrijpen dat we hier te maken hebben met de jonge generatie, waarvan de meesten in de woestijn waren geboren. In de woestijn was geen babyjongetje besneden. Nu waren er mannen tot de leeftijd van veertig jaar, die niet volgens het gebruik bij hun geboorte de besnijdenis hadden ondergaan, maar dat moest nu gaan gebeuren, zo wist Jozua van de HEER.
"Alle mensen, moet dat nu gebeuren," hoor ik de mannen verzuchten, "had dat nou niet aan de andere kant van de Jordaan kunnen plaats vinden, daar hebben we maanden gelegen en hadden we alle tijd. Nu willen we ertegen aan gaan en die goddeloze Kanaänieten verdrijven. Jozua, man, weet wat je ons aandoet. Straks komen die Kanaänieten hier, terwijl we met pijn op bed liggen en maken ons allen af." Maar Jozua was sterk en hield vol dat de Here het geboden had en dus ondergingen allen de pijnlijke ingreep.

Christenen behoeven zich niet te laten besnijden om de tegenwoordigheid en kracht van God te ervaren, dat wordt duidelijk in het Nieuwe Testament geleerd. Er zijn voor ons, Nieuw Testamentische gelovigen, kostbare, diepzinnige, heerlijke, maar ook pijnlijke lessen te leren uit dit verhaal. Ik noem er enkele en zal deze verkondigend en onderwijzend uitwerken. De besnijdenis zien we als een typebeeld van een geestelijke waarheid. Onthoud deze waarheid:
De Besnijdenis is een illustratie van de kruisiging van de oude, zondige natuur en van de voorwaarde voor een vernieuwd leven.

1. Besnijdenis

In Gilgal werden de mannen besneden en het volk moest er blijven tot zij hersteld waren van deze ingrijpende en pijnlijke chirurgische ingreep.
Israëlieten waren (en zijn het nog) er trots op dat zij besneden waren, want dat gaf hen de identiteit van het Verbondsvolk van God. Maar Joden die dieper nadachten wisten reeds onder het Oude Verbond dat de besnijdenis van het lichaam niets betekent als het hart niet besneden is. Ik lees uit Jeremia 4:4, "Besnijdt u voor de HEER en doet weg de voorhuid van uw hart, gij mannen van Juda en inwoners van Jeruzalem." En in Jeremia 9:25 schreef hij over hen, die besneden waren, maar toch de voorhuid nog hadden. Hiermee bedoelde hij de mannen, die een kwaad, vleselijk en ongehoorzaam hard hadden en de ware vrees voor God niet kenden.
Paulus werkte dit inzicht uit in de Romeinenbrief. Ik citeer 2:25, "Want besneden te zijn heeft wel betekenis, indien gij de wet volbrengt. Maar indien gij een overtreder van de wet zijt - en wie is dat niet - is uw besnijdenis tot onbesnedenheid geworden." Duidelijke taal, dacht ik, en dat nog wel van een rasechte Jood, zoals Paulus was!

De besnijdenis van de kinderen Israëls te Gilgal kan als typebeeld worden beschouwd van de besnijdenis van het hart van de kinderen Gods, de gelovigen in de gemeente van Jezus Christus; zie Colossenzen 2: 11-15, waar we lezen: "In Hem zijt gij ook met een besnijdenis, die geen werk van mensenhanden is, besneden door het afleggen van het lichaam van het vlees." Deze besnijdenis wordt gesymboliseerd door de doop, zie vers 12, "Daar gij met Hem begraven zijt in de doop."
U, jij en ik, dienen er ons ook op te bezinnen dat de doop, de onderdompeling, geen echte waarde heeft als ons hart onveranderd blijft, of zoals het onder het Oude Verbond met Israël heette, als wij onbesneden van hart blijven.

2. Herstel

Er mocht geen begin gemaakt worden met de verovering van het land, tot allen van de besnijdenis hersteld waren en in staat waren om keihard te strijden, niet gehinderd door `het vlees.' Jozua 5:8.
De tijd van herstel van deze mannen in het kamp was een tijd van rust. Wij, als Christenen, dienen ons ook regelmatig te bezinnen op onze identiteit als kind van God. Leef ik vanuit een gereinigd, geheiligd hart of ben ik vleselijk bezig? Leef ik als een onbesnedene? Heel veel Christenen, en echt niet alleen jongere, zijn ontrouw aan de doopbelofte. Wat hield die ook weer in? Zijn we dat vergeten, het lijkt er soms wel op. De doopbelofte was: Ik ga leven voor Christus en wil Hem volgen. Ik ga leven uit zijn kracht als een vernieuwd mens.' Wow - dat is nog al wat, en dat zal iedereen hier wel 'in de gaten' hebben gekregen. In Gilgal is er een tijd van rust, van bezinning, van vernieuwde oriëntatie op de betekenis en de gevolgen van onze doop, de besnijdenis van ons hart. Vanmorgen heeft de hemelse Leider, de Heilige Geest, ons te Gilgal gebracht. Hij zegt: Hé, blijf hier eventjes, denk na, bezin je op de betekenis van de doop en begrijp de consequenties ervan.

3. Smaad en vloek verwijderd

De schande en de schuld zowel overgedragen door vroegere generaties, als van de huidige, moest worden verwijderd; zie Jozua 5:9.
Kleefde hun nog smaad aan, terwijl zij toch Gods volk waren? Ja, zij waren niet volledig gehoorzaam geweest aan Gods instellingen. Let er op dat we hier te maken hebben met de tweede generatie van het volk. Toch kleefde ook deze generatie de smaad van ongehoorzaamheid en rebellie. Er moest nu, staande voor de laatste en belangrijkste opdracht: Het beloofde land in bezit te gaan nemen, een diepe verootmoediging, reiniging en bevrijding plaats vinden.

Gilgal was een prachtig nieuwe start voor de kinderen van Israël. De besnijdenis maakte dat de vloek en de smaad, de smet van afgoderij, occultisme, verkeerde leringen en slaafse intimidatie verbroken werden. De HEER wentelde alles van hen af. Ik zag de Israëlieten opstaan van hun bedden, de pijn van de besnijdenis was weg, alles was genezen en dat zonder moderne verband- en geneesmiddelen, tetanus injecties, antibiotica en weet ik wat nog meer. Zij stonden op, rekten zich uit en zeiden tot elkaar: "Ik voel me een stuk beter, ik voel me goed. Ik voel me vrij. De Heer is hier. Ik ervaar kracht en heb zin er tegenaan te gaan voor Hem. Het lijkt inderdaad alsof negatieve, duistere machten zijn verbroken!" Wow, wat een heerlijk besef. Wat een geweldig gevoel.

Let op: Om je zo te voelen, zo vrij en blij in Christus, dien je niet slechts gedoopt te zijn, maar ook met je gehele hart ernaar te leven. Heilig, rein, vervuld van de Geest van God. Het is de moeite waar om nog even in Gilgal te blijven, totdat je dit geheel door hebt en het wilt uitvoeren.

4. Het Manna kwam niet meer

Het manna hield op te komen. Het manna, de gemakkelijke voorziening van voedsel, bezorgde hen als het ware, het brood in de mond. Nu stopte deze voorziening. Zij moesten gaan leven van de opbrengst van het land en er dus voor werken; Jozua 5:12.
Er zijn in het geestelijk groeiproces van de gelovige ook opeenvolgende stadia. Er zijn velerlei voorzieningen van God voor onze geestelijke groei naar volwassenheid in het geloof. Wij moeten ons echter nooit op één aspect blijven fixeren. Wij dienen open te staan voor veranderingen, ook al zijn die soms voor ons vlees onaangenaam. Gilgal was en blijft voor het vlees onaangenaam, pijnlijk, maar het opent wel de deur naar een krachtige vernieuwing! Als Gods beloften in vervulling gaan moeten we paraat zijn voor nieuwe uitdagingen en voorzieningen. Dit is ook een belangrijk beginsel: God doet wonderen als niets anders ons kan helpen, als er geen andere mogelijkheid is. De woestijn was onvruchtbaar, dus kwam er manna. Het beloofde land is wel vruchtbaar, dus eet ervan! Dan moeten we niet om broodjes uit de hemel blijven vragen, maar aan de slag gaan en de belofte als het ware plukken! Het ophouden van het manna is een typebeeld van geestelijke groei naar een grotere mate van volwassenheid en bruikbaarheid. Tot op dit moment hadden zij in een meer kinderlijke afhankelijkheid geleefd, nu moesten zij als ontvangers van de belofte, nemen van de vrucht!

In welk geestelijk stadium bent u, ben jij? In het meer kinderlijke of in het volwassener? Pauilus schreef in 2 Cor. 1:20 dat al Gods beloften in Christus, 'Ja' en 'Amen' zijn. God roept u via de weg van het kruis van Christus in uw leven, dat is uw Gilgal, tot grotere bruikbaarheid en vruchtbaarheid. De uitdaging is: Benut de nieuwe mogelijkheden, die God u biedt!

5. Gilgal bleef centraal

Eenmaal besneden en hersteld, konden er voorbereidingen voor de inname van Jericho, een machtig bolwerk in die tijd, worden gemaakt. Elke dag keerde men naar Gilgal terug, waar het kamp was gelegerd en de tabernakel bleef staan met de continuatie van de priesterdiensten; zie Jozua 6:11. Telkens weer zal de gelovige zich dienen te bepalen bij en zich te bezinnen op de besnijdenis van zijn hart; opdat de gezindheid van Christus in hem zal regeren.

Gilgal bleef dan ook langere tijd het hoofdkwartier, van waaruit de verovering werd ondernomen.; zie Jozua 9:6, 10:6, 10:15, 14:6. Zij bleef het centrale hoofdkwartier totdat Silo was ingenomen; zie Jozua 18:1.
Zo zal er ook na de kruisiging van het vlees, dat is de besnijdenis van ons vlees en na de overwinning over alle zonde- en demonische machten, een nieuw centrum voor aanbidding van God in ons leven en in de gemeente ontstaan. Silo, waar rust is, waar aanbidding is, maar men God ervaart op een zeer ontspannen en verheven wijze.
Galaten 2:20 zal de centrale waarheid blijven ons gehele leven hier op aarde, terwijl we toeleven naar de vervulling van al Gods beloften: "Ik ben met Christus gekruisigd, en toch leef ik, dat is niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij. En voor zover ik nu nog in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en Zich voor mij heeft overgegeven."

Toepassing, oproep

God wil ons allen, die geloven, eerst te Gilgal houden voor de besnijdenis van ons hart en dan kan Hij ons, bekrachtigd door zijn Geest, leiden van overwinning tot overwinning. Dan worden boosaardige, onreine machten vernietigd en Gods beloften gaan in vervulling. Als vanzelf, zou ik haast zeggen, komen we in de verheven plaats van lofprijs, aanbidding en genieten van Gods tegenwoordigheid. Kom dus telkens terug te Gilgal, de plaats van het sterven van het vlees, maar ook de plaats waar God woont en zijn heerlijkheid zichtbaar aanwezig is. Bezin u regelmatig op de waarheid van Galaten 2:20, "Met Christus ben ik gestorven, en toch leef, dat is Christus in mij."
Ik roep u op: Ontwijk Gilgal niet. Onderwerp u aan de geestelijke noodzakelijkheid van Gilgal en kom er regelmatig terug. Blijf enkele dagen in Gilgal totdat u weet dat uw hart vernieuwd is door de Geest van de Heer. Tijdens de strijd om de verovering van het land, was de Heer tegenwoordig in Gilgal; zijn Shekinah heerlijkheid vervulde zijn heiligdom. Dit mag u ook weten: Hij is aanwezig; Zijn heerlijkheid en genade rust op de mens, die zich besneden weet in de dood van Christus.

The Wood Offering

(Based on the teachings of the Lubavitcher Rebbe, Rabbi Menachem M. Schneerson)

In the commentary of Toras Kohanim on the Torah portion of Vayikra , our Sages note that a gift of wood for use upon the altar may constitute a valid sacrificial offering.

How can a mere adjunct to the actual offerings constitute a valid offering in itself?

The Ramban explains the significance of offerings in the following manner:
The person who brings an animal sacrifice must realize that all those things being done to the animal should by right have been done to him. It is only because of G-d's mercy that an animal is substituted.

Thus, the intent of one bringing an animal sacrifice should be to offer himself to G-d. This also serves to explain why every sacrifice had to be consumed together with the wood of the altar:

There are various types of sacrifices, each possessing its own laws as to the manner in which it is to be offered. According to the Ramban , we may understand the differences in the laws according to the effect the particular offering has upon the individual who brings it. This depends, of course, on the reason the offering is brought - whether it is an expiation offering, a free-will offering, etc.

On the other hand, the essence of every sacrifice is the offering of the person himself ; the person must be prepared to dedicate himself entirely to G-d. It is only then that each form of offering fulfills its purpose.

That all offerings share this attribute is symbolized by the wood that is consumed together with every sacrifice: the wood provides the constant subtext of every offering - that the person offers himself to G-d.

The Torah tells us that "Man is a tree of the field."3 Man's offering of himself to G-d is thus expressed by means of wood. One of the differences between man's "general offering" that finds expression in the consumption of wood upon the altar, and the "particular offering" of man's individual powers (symbolized by the various sacrifices) is the following:

When a person offers a particular part of himself, he cannot free himself entirely of his ego, for his self-abnegation and devotion to G-d refer only to this particular part of himself. The remaining components in every personality conceal and hinder a person's selfless devotion to G-d.

When a person realizes that, regardless of the particular nature of his sacrifice, he is offering himself totally to G-d, there is nothing left within him to act as a barrier. The person then can dedicate himself in a manner that transcends intellect or emotion - even holy intellect and emotion