Monday, 26 February 2007

De Mens - Metafoor

(Beth HaMidrash)


In de discussie, Goddelijke relativiteit ten opzichte van het Universum, is de favoriete metafoor van de mystici (ook vele filosofen) de analogie tot de mens. Theologische concepten en de G`D-wereld verhouding, zijn vaak uitgelegd in termen van ziel-lichaam verhouding, en in het bijzonder met de vergelijking van de verschillende ziel-gaven, hun eigenschappen, functies en manifestaties. De ‘bewijstekst’ voor dit taalgebruik is het vers ‘Vanuit mijn vlees voorzie ik G`D’ (Job 19:26) en de Rabbijnse analogie “Juist zoals de ziel doordringt het hele lichaam. ziet maar is niet gezien……ondersteund het hele lichaam…..is zuiver…..verblijft in de binnenste omgeving……is uniek in het lichaam….doet niet eten noch drinken…..geen mens weet waar zijn plaats is…… Dat de Heilige die Een is, geprezen zij Hij…” Ook dit in bepaalde zin volgt het bovengenoemde principe van een ‘aards-bovennatuurlijke overeenkomst’.

Maar zelfs als tijdelijk begrippen van de ziel behulpzaam zijn om kwesties te begrijpen die gerelateerd zijn aan het Goddelijke, dan is dit maar een antropomorfistische benadering welke niet te ver mag gaan, zo nodig beperkt.

Het moet onthouden worden, zoals R. Schneur Zalman karakteriseert, dat in sommige opzichten de analogie instort en compleet ontoereikend is: “Deze parallel is alleen ter bevrediging van het oor. In werkelijk echter, heeft de analogie geen enkele overeenkomst tot het vergelijkbare oogmerk. Want de menselijke ziel… is geaffecteerd door de accidenten van het lichaam en zijn pijn. terwijl de Heilige die Een is, geprezen zij Hij, niet, de Hemel verbied, is geaffecteerd door de accidenten van de wereld en zijn veranderingen, noch door de wereld zelf; zij bewerkstelligen geen enkele verandering in HEM…..”. Evenzo, “De ziel en het lichaam zijn in werkelijkheid verschillend van elkaar, van uit hun absoluut bron gezien, want de bron van het lichaam en zijn essentie komen niet in tot– zijn–vanuit de ziel…”. Dus terwijl het lichaam volledig ondergeschikt mag zijn aan de ziel, zijn er, niettegenstaande, twee verschillende entiteiten. In contrast, “in relatie tot De Heilige die een is, geprezen zij Hij, die alles tot existentie brengt ex nihilo, is alles absoluut genullificeerd, net zoals het licht van de zon is genullificeerd in de zon zelf”. M.a.w. licht is niets vergeleken tot zijn bron.